Akita Inu
De Japanse Akita is de bekendste van de Japanse Keeshondenrassen, maar verwierf pas sinds kort internationale bekendheid. Gefokt als jager van wild zwijn, hert en zelfs de zwarte beer, kan de Akita ongetwijfeld een worsteling zijn, maar tegelijkertijd is hij gemakkelijk af te richten en zijn karakter meestal vrij gelijkmatig.
Formaat
Hoogte: reu 53-61 cm (sommige dieren nog hoger), teef 48-53 cm. Gewicht 38,5-50 kg.
Lichaamsbeweging
Heeft niet zo veel beweging nodig. Soms is hij in het bezit van vliezen tussen de tenen en is dan een goede zwemmer.
Uiterlijke verzorging Normale dagelijkse borstelbeurt.
Voeding Aanbevolen wordt 550-900 gram blikvlees aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 5 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 2,1/2 kopje warm of koud water.
Oorsprong en geschiedenis
De Akita lijkt op een gladharige Chow Chow en is de grootste van de bekende Japanse Keeshondenrassen. In zijn land van herkomst wordt hij gefokt voor de jacht op wilde zwijnen en herten, en hij is duidelijk verwant aan de IJslandse rassen. hij wordt echter al meer dan 300 jaar in de Japanse provincie Akita zuiver gefokt en zijn precieze oorsprong is duister.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. Een stevig gebouwde hond, goed geproportioneerd, met een indrukwekkend, aristocratisch uiterlijk. Behoedzaam, gewillig, schrander en zonder zijn onstuimig temperament op te geven.
Kleur. Peper- en-zout, zwartgrijs, gestroomd, wit of met aftekeningen.
Hoofd. De schedel is groot, met een breed voorhoofd; de middengroef is duidelijk te zien. Duidelijke stop. Welgevormde wangen. De snuit is krachtig en puntig, de neusrug recht en kort. Het gebit sterk en scharend, zonder enig teken van boven voorbijten. De neus is groot en zwart (witte honden mogen een roze neus hebben). De lippen zijn vrij dun en sluiten nauw over het tandvlees.
Staart. De staart is dik en sterk; recht gehouden reikt hij tot de sprongen. Hij wordt in een krul over de rug gedragen, nu eens aan de ene, dan weer aan de andere kant. Soms heeft de staart een schroefvorm, bij andere die ren een spiraalvormige krul; de krul moet echter altijd een volledige draai maken.
Voeten. De voeten zijn groot, met dicht aaneen gesloten tenen. De nagels zijn hard en donker, de voetzolen hard en rimpelig.