Amerikaanse Cocker Spaniel

De Amerikaanse Cocker Spaniel of Amie is een uitstekende jachthond, die uitblinkt in het opjagen van veerwild en het apporteren hiervan. Hij is ook een bijzonder populair huisdier en een aantrekkelijke, aanhankelijke hond met een groot aanpassingsvermogen; kortom, een prima kameraad.

Formaat

De ideale schofthoogte is voor een volwassen reu 38 cm en voor een volwassen teef 35,5 cm.

Lichaamsbeweging

Men mag nooit vergeten dat de Cocker Spaniel oorspronkelijk voor de jacht werd gefokt en hoewel hij zich met plezier aan een zoals metgezel of gezinshond aanpast, voelt hij zich het meeste thuis bij een gezin waar men bereid is tweemaal per dag een flinke wandeling met hem te gaan maken en dat over een tuin beschikt om in te kunnen ravotten.

Uiterlijke verzorging

De Amerikaanse Cocker Spaniel. met zijn weelderige vacht, moet dagelijks worden geborsteld en gekamd, en elke 8-10 weken gewassen en getrimd. Het beste vraagt men de fokker om advies of bezoekt men een vakkundige hondenverzorger, want het haar van de schedel en de snuit moet elektrisch op een bepaalde lengte worden getrimd, terwijl dat op hals en schouders zorgvuldig op benen, oren en buik gehandhaafd blijft. Ook de voeten moeten worden getrimd. Dit ritueel kunt u uiteraard zelf uitvoeren, maar dan moet u zich wel eerst terdege door een deskundige laten voorlichten.

Voeding

Aanbevolen wordt 375-550 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 3 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 1-1/2 kopje warm of koud water.

Oorsprong en geschiedenis

De Amerikaanse Cocker Spaniel is kleiner dan de Engelse Cocker, heeft een veel dikkere vacht en is, hoewel van Engelse oorsprong, langs geheel andere lijnen in de Verenigde Staten gefokt. Zijn sierlijke broek en haarlengte vormen het belangrijkste onderscheid.

In september 1883 werd voor het eerst in Manchester, in de Amerikaanse staat New Hampshire, een Amerikaanse Cocker Spaniel getoond en toen de American Kennel Club toestemming gaf beide rassen naast elkaar tentoon te stellen, ontstond er grote belangstelling voor de Amerikaanse Cocker.

RASPUNTEN

Algemene verschijning. Een er zeer bruikbaar uitziende hond met een fijn gesneden hoofd, rechte benen, een krachtig uit de schouders oprijzende hals en een compact lichaam met brede, gespierde voor- en achterhand. Het stevige lichaam, de krachtige voor - en achterhand. Het stevige lichaam, de krachtige voor - en achterhand en de sterke, van goede botten voorziene benen van de Amerikaanse Cocker Spaniel duiden erop dat hij tot een flinke snelheid in staat is en dit combineert met een groot uithoudingsvermogen. Maar boven alles moet hij vrijmoedig en vrolijk zijn, over de gehele linie harmonisch van bouw en in een goede conditie, met graagte aan het werk gaan, een gelijkmatig karakter hebben en in het geheel niet verlegen zijn.

Kleur. Zwarte exemplaren moeten gitzwart zijn; bruine of leverkleurige schakeringen in de glans van de vacht zijn ongewenst. Black-and-tans (ingedeeld bij de effen kleuren) moeten duidelijke tan aftekeningen op een gitzwart lichaam hebben. Deze aftekeningen moeten scherp begrensd zijn, terwijl de tan-kleur mag variëren van de lichtste roomkleur tot het donkerste rood. De tan -kleurige aftekening mag niet meer dan 10% van de kleurtekening van het dier innemen; meer dan 10% leidt tot diskwalificatie. Alle andere effen kleuren moeten gelijkmatig van tint zijn. Bij alle bovenstaande effen kleuren is een kleine hoeveelheid wit op borst en keel, hoewel ongewenst, toegestaan. Op elke andere plaats leidt wit tot diskwalificatie. Bonten moeten ten minste twee duidelijk verschillende kleuren vertonen, die scherp van elkaar gescheiden zijn. Diskwalificatie volgt als de hoofdkleur meer dan 90% van het dier beslaat of de bijkleur zich tot een plaats beperkt. Schimmels worden bij de bonten ingedeeld en mogen elke gebruikelijke schimmeltekening bezitten. Driekleuringen zijn bonten met tankleurige aftekeningen. Bij voorkeur bevindt de aftekening zich op dezelfde plaatsen als bij de black and tan.

Hoofd en schedel. Een goede vierkante snuit met een duidelijke stop halverwege tussen de neuspunt en de achterhoofdsknobbel. De schedel moet goed ontwikkeld zijn, scherp gesneden, niet te fijn noch te grof. De jukbeenderen mogen niet uitsteken. De neus moet voldoende breed zijn in verband met het scherpe reukvermogen van dit ras.

Staart. Deze moet iets lager zijn geplaatst dan de ruglijn loopt: Hij moet in het verlengde van de ruglijn worden gedragen en nooit opgestoken. De staart mag nooit zo lang worden gelaten of zo sterk worden ingekort dat dit de beweging ervan verstoort.

Voeten. De voeten moeten stevig zijn, met dikke eeltkussens, en katachtig.