Beagle
De Beagle is een vrolijke, aanhankelijke, kleine hond, die zowel van mensen als van andere huisdieren houdt. Hij is dol op kinderen en een heerlijke kameraad, altijd bereid tot een tocht in de natuur of om zich aan uw voeten op het haardkleed uit te strekken. Het is geen blaffer en wordt nog het meest tijdens de jacht gehoord, waarbij hij een huilend geluid voortbrengt. Zoals de meeste lopende jachthonden bezit hij een zwerversnatuur, zodat men moet zorgen dat het tuinhek altijd zorgvuldig wordt gesloten.
Formaat
De schofthoogte mag niet boven de 40 cm komen, noch minder bedragen dan 33 cm. In de Verenigen Staten is de limiet naar boven toe 38 cm.
Lichaamsbeweging
De lichaamsbeweging vormt geen probleem, want de Beagle houdt zich zowel in een klein tuintje als op een boerderij fit.
Wel moet er dagelijks met hem worden gewandeld, zoals trouwens met de meeste honden. Ze staan bekend om hun gezondheid, zodat u waarschijnlijk zelden de dierenarts nodig zult hebben.
Uiterlijke verzorging
De korte vacht van de Beagle is dicht en weerbestendig, en vereist geen verzorging. Het is aan te bevelen hem na een modderige tocht een uurtje op te sluiten, zodat ho kan reinigen.
Voeding
Een maaltijd per dag is voldoende voor een volgroeide Beagle, terwijl hem verder geen hapjes moeten woeden gegeven, daar dit ras aanleg heeft te dik te worden. 375-550 gram volledige vleesmaaltijd uit blik, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood, is voldoende; of 3 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 1,1/2 kopje warm of koud water.
Oorsprong en geschiedenis
De Beagle is een van kleinste lopende honden en herbergt al hungoede eigenschappen in een klein bestek. Het is een oud ras, dat de jager al honderden jaren veel plezier geeft; in geschriften uit 1475 wordt voor het eerst melding gemaakt van Beagles. Sinds onheuglijke tijden worden ze al in de hazenjacht.
Beagles komen over de gehele wereld voor en hebben in de diverse klimaten op uiteenlopende wildsoorten gejaagd.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. Een stevige, compact gebouwde brak, die de indruk wekt van kwaliteit zonder grofheid.
Kleur. Elke erkende brakkleur, behalve de leverkleur. Staartpunt wit.
Hoofd en schedel. Hoofd tamelijk lang, krachtig mar niet grof bij de reu en fijner bij de teef; zonder frons en buitensporige rimpels. Schedel iets gewelfd en matig breed, met matig zichtbare achterhoofdsknobbel. Stop duidelijk aangegeven en de afstand tussen achterhoofdsknobbel en neuspunt zo gelijk mogelijk verdelend. Snuit niet puntig, lippen redelijk hangend. Neus breed en neusgaten goed open; bij voorkeur zwart, maar bij de lichter gekleurde honden mag deze ook iets minder gepigmenteerd zijn.
Staart. Stevig en middelmatig lang. Hoog geplaatst en vrolijk gedragen, maar niet over de rug gekruld of vanaf de wortel haar bedekt, vooral aan de onderzijde.
Voeten. Gesloten en stevig. Goed gebogen tenen en sterke voetzolen. Geen hazenvoeten. Nagels kort.