Bullmastiff
De Bullmastiff is een uitzonderlijk sterk ras, ontstaan door kruising van de Mastiff met de Bulldog. Vroeger bezet hij een vrijwel ongeëvenaarde reputatie als vechtersbaas, maar de huidige exemplaren zijn meestal lief en betrouwbaar, ondanks hun kracht en afmetingen.
Vereist regelmatige lichaamsbeweging. Een kind of een tengere volwassene is niet in staat hem aan de lijn te houden.
Uiterlijke verzorging
Door een regelmatige borstelbeurt houdt men de vacht in een goede conditie.
Voeding
Aanbevolen wordt 550-900 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 5 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 2,1/2 kopje warm of koud water.
Oorsprong en geschiedenis
De Bullmastiff zou 200-300 jaar gelden ontwikkeld zijn door kruising van de Mastiff met de Bulldog als politiehond tegen stropers, die hij door zijn gewicht in bedwang moest houden zonder ze echt te verwonden. Pas later verwierven ze hun reputatie als vechtersbaas.
RASPUNTEN Algemene verschijning. De Bullmastiff is een krachtig gebouwde, symmetrische hond, die veel kracht vertoont maar niet plomp is.
Kleur. Elke tint gestroomd, reebruin of rood, maar de kleur moet zuiver en helder zijn. Een kleine witte borstvlek is toegestaan maar niet gewenst. Andere witte aftekeningen worden als fouten aangemerkt. Vereist is een donkere snuit die naar de ogen toe lichter wordt, met donkere vlekken rond de ogen die het gezicht uitdrukking geven. Donkere nagels zijn gewenst.
Hoofd en schedel. Vanuit elk gezichtspunt moet het hoofd groot en vierkant zijn, met een matige hoeveelheid rimpels als zijn aandacht wordt getrokken, maar niet als hij in rust is. e omtrek van de schedel moet gelijk zijn aan de schofthoogte van de hond; het hoofd is breed en diep, met goede wangen. De snuit is kort; de afstand van de neuspunt tot de stop moet ongeveer een derde zijn van die van de neuspunt tot aan het midden van de achterhoofdsknobbel. De snuit is onder de ogen breed en behoudt deze breedte bijna tot aan de neuspunt. Stomp en recht afgesneden vormt hij een recht hoek met de bovenlijn van het gezicht, terwijl hij tevens harmonieert met de schedel. Onderkaak tot het einde toe breed. Van voren gezien is de neus breed, met wijd open neusgaten, en van opzij plat, niet puntig of omhoog gewipt. Lippen niet overhangend en niet overhangend en niet lager hangend dan de onderkant van de bovenkaak. Duidelijke stop.
Staart. Hoog aangezet, aan de wortel stevig en spits toelopend, tot aan de sprongen reikend; hij wordt recht of gebogen gedragen, maar niet op de wijze van een brak. Een gekronkelde staart is fout.
Voeten. Niet groot, met ronde tenen; goed gebogen (kattenvoeten); voetzolen hard; spreidtenen worden als fout aangemerkt.