Cairn Terrier
De moedige, kleine Cairn Terriër is afkomstig uit Inverness, in Schotland, en hoewel hij in vele landen een populaire tentoonstellingshond is, met dikwijls veel inschrijvingen, komt de Cairn eigenlijk alleen in Schotland zelf goed tot zijn recht als gezinshond.
Met het woord 'cairn' wordt een hoop stenen aangeduid en zijn naam slaat dan ook op het feit dat deze terriër dikwijls rotsholen binnen moest dringen. Het is een aanhankelijk, moeding hondje, met een vrijwel regenbestendige vacht, dat zelden weerspannig is en een ideale gezinshond vormt.
Formaat
Gewicht circa 6,5 kg.
Lichaamsbeweging
De Cairn is een energieke hond en een uitstekend bestrijder van knaagdieren. Hij is in zijn element wanneer hij met zijn baas door de velden trekt of een snel balspel met de kinderen doet. Hij past zich aan het stadsleven en wandelingen aan de lijn aan, zolang hij maar af en toe in een flinke tuin uit kan rennen.
Uiterlijke verzorging
De Cairn is wat verzorging en het klaarmaken voor een tentoonstelling betreft een gemakkelijke hond, daar hij in zijn 'natuurlijke' conditie wordt geshowd. Hij moet worden geborsteld en gekamd, en een teveel aan bevedering van de voorpoten en de staart moet worden verwijderd. Uit zindelijkheidsoverwegingen haalt men ook langen haren bij de oren en aan de onderzijde weg.
Voeding
Kleine Terriërs gedijen goed op circa 300 gram blikvlees of vers vlees, aangevuld met een handvol hondenbrood. De Cairn is geen schrokop en heeft soms liever twee kleine maaltijden per dag, dan dat hij zijn portie ineens krijgt. Ook houdt hij ervan af en toe op groot hondenbrood te kauwen. Een dagelijks lepeltje levertraan houdt de Cairn Terriër gezond.
Oorsprong en geschiedenis
Er staat geschreven dat James VI van Schotland (James I van Engeland) in Edinburgh een half dozijn 'aardhonden of Terriërs' bestelde om deze als geschenk naar Frankrijk te zenden. Aangenomen wordt dat deze dieren de voorlopers waren van de huidige Cairn Terriër, terwijl hier tevens uit blijkt dat er meer dan 300 jaar geleden een werk-Terriër van dit type in Schotland werd gebruikt voor de bestrijding van ongedierte. Elke landheer in de Highlands bezat in die dagen een meute jachthonden en Terriërs, waarvan laatstgenoemde gebruikt werden voor het opdrijven van vossen, dassen en klein pelsdragend ongedierte. De oudst bekende stam werd zo'n 150 jaar geleden ontwikkeld door Captain MacLeod van Drynoch, Isle of Skye.
John MacDoonaldhield deze stam jarenlang intact; toten werd de Cairn Terriër nog Kortharige Skye Terriër genoemd.
Tijdens de jaren dertig werd de Cairn Terriër zeer populair, met name in Engeland, waar toen veel van deze honden door de Koninklijke familie worden gehouden.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. Actief, moedig, sterk en ruigharig van uiterlijk; streving en compact gebouwd. Moet goed over de voorbenen staan. Sterke achterhand, diepe borstkas. Zeer vrij van beweging. Vacht hard genoeg om regen te weerstaan. Hoofd klein, maar harmoniërend met het lichaam. Het belangrijkste kenmerk van deze werk-Terriër is een vosachtig uiterlijk.
Kleur. Rood, zandkleurig, grijs, gestroomd of bijna zwart. Karakteristiek zijn donkere punten als de oren en het masker.
Hoofd en schedel. Schedel relatief breed; kaken sterk, maar niet te lang of te zwaar. Een duidelijke inzinking tussen de ogen; haar op het voorhoofd weelderig. Snuit krachtig maar niet zwaar. Zeer sterke kaken; boven- of ondervoorbijten niet toegestaan.
Staart. Kort, goed van haar voorzien maar niet bevederd; vrolijk gedragen, maar mag niet over de rug worden gebogen.
Voeten. Voorvoeten groter dan achtervoeten, soms enigszins naar buiten staand. Voetzolen moeten dik en sterk zijn. Dunne, fretachtige voeten worden afgekeurd.