Chow Chow
De Chow Chow, waarvan de naam mogelijk ontleend is aan de Choo Jachthond, is een lid van de Keeshondenfamilie die al meer dan 2000 jaar bestaat. Hij heeft een leeuwachtig uiterlijk en is vermaard om zijn zwarte tong. Hij verspreidt geen geur en is een ongelooflijk trouwe metgezel.
Formaat
Minimumhoogte 46 cm, maar een evenwichtige bouw is altijd doorslaggevend, waarbij de schofthoogte aan het oordeel van de keurmeester wordt overgelaten.
Lichaamsbeweging
De meeste eigenaars van een Chow Chow schijnen te volstaan met geregelde wandelingen aan de lijn en los lopen waar dit is toegestaan. Als we echter denken aan zijn bekwaamheid als jager van wolven, wild en verder alles wat beweegt, dan is het niet juist hem de open ruimte te onthouden waarvan hij zo houdt.
Uiterlijke verzorging
Een dagelijkse borstelbeurt van 5 tot 10 minuten en eenmaal in de week een beurt van een uur met een metalen borstel houdt de vacht van de Chow Chow in een glanzende conditie.
Voeding
375-550 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 3 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 1,1/2 kopje warm of koud water. Het wekt misschien geen verbazing dat hij ook goed gedijt op een dieet van rijst of pens, kip en mager vlees.
Oorsprong en geschiedenis
Hoewel er andere rassen zijn met een zwarte mond, is de Chow Chow de enige met een zwarte tong; deze eigenschap deelt hij verder ook wel wat lijkt. Beschouwd als de oorspronkelijke Lama Mastiff, moet de Chow Chow een van de oudste leden van de Keeshondenfamilie zijn. Hij werd gefokt vanwege zijn vlees- dat in vele delen van Azië als een delicatesse wordt beschouwd- en zijn vacht en als jachthond op groot wild. In oude Chinese geschriften was hij bekend als de Tartaarse Hond of de Hond van de Barbaren. De eerste exemplaren in Europa werden in 1760 in Engeland in een dierentuin tentoongesteld. Helaas heeft de Chow Chow de reputatie agressief te zijn, terwijl het toch een aanhankelijk, trouw dier is. Hij zal niet snel beginnen te vechten, maar als hij wordt getergd, is het een verschrikkelijke tegenstander. In 1897 was dit ras voor het eerst in Nederland op een tentoonstelling te zien. Tegenwoordig is de Chow Chow weer redelijk in de belangstelling.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. Een levendige, actieve, kort gebouwde, evenwichtige hond, met een goed skelet en een over de rug gedragen staart.
Kleur. Effen zwart, rood, blauw, beige, roomkleurig of wit, dikwijls met schaduwpartijen, echter geen vlekken of bontgekleurd (de onderzijde van de dijen zijn dikwijls lichter van kleur.)
Hoofd en schedel. Schedel vlak en breed, met weinig stop, goed opgevuld onder de ogen. Snuit middelmatig lang en van de ogen tot de punt breed (niet puntig als bij een vos). De neus moet zwart, groot en breed zijn (behalve bij de roomkleurige en witte honden, waarbij een lichtgekleurde neus van dezelfde kleur mogen hebben); bij alle kleuren gaat echter de voorkeur uit naar een zwarte neus.
Voeten. Klein, rond en katachtig, goed op de tenen staand.