Drentse Patrijshond

De Drentse Patrijshond is buiten Nederland weinig bekend, wat eigenlijk jammer is, want het is niet allen een aantrekkelijke hond om te zien, maar hij combineert op bewonderenswaardige wijze de rol van een veelzijdige jachthond met die van een aanhankelijke gezinshond. Hij wijst het wild aan en apporteert het, en is een succesrijk deelnemer aan veldwedstrijden.

Formaat

Schofthoogte 55-63 cm.

Lichaamsbeweging

Heeft veel lichaamsbeweging nodig om gezond te blijven.

Uiterlijke verzorging

Met regelmatig borstelen houdt men de vacht in een goede conditie.

Voeding

375-550 gram blijkvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 3 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 1,1/2 kopje warm of koud water.

Oorsprong en geschiedenis

De Drentse Patrijshond is een oud ras, dat hier al minstens 300 jaar voorkomt, gezien de vele oude schilderijen waarop deze hond voorkomt. Ongetwijfelde zullen er lang geleden aan dit ras langharige Duitse staande honden te pas zijn gekomen. Het ras is vooral uitmuntend geschikt voor de jacht op veerwild en verdient door zijn verdere goede eigenschappen, zoals zijn aanhankelijkheid, een grotere populariteit.

RASPUNTEN

Algemene verschijning. Dit harmonisch gebouwde ras heeft een lichaam dat langer is dan de schofthoogte bedraagt. Hoewel het haar op het lichaam niet lang is, lijkt dit toch zo door de franje op hals, oren, benen en staart.

Kleur. Witte ondergrond, met bruine of oranje aftekeningen.

Hoofd. De schedel is vrij breed en vlak; de stop is nauwelijks zichtbaar. De overgang van schedel naar snuit moet, zowel van voren als van opzij gezien, geleidelijk zijn. De achterhoofdsknobbel is matig ontwikkeld, evenals de kauwspieren; de wenkbrauwbogen zijn goed ontwikkeld. De neus is groot en bruin, en de neusrug is breed en noch gebogen, noch hol; een zeer geringe buiging is geoorloofd, maar een ramneus is absoluut onacceptabel. De lippen zijn dun en sluiten nauw aan; de snuit is wigvormig en aan het eind stomp afgesneden, het gebit sterk en goed sluitend.

Staart. Natuurlijk, niet ingekort; tamelijk hoog aangezet; bereikt juist het spronggewricht. Laag gedragen of sabelvormig. Indien de hond in actie is, wordt de staart gedeeltelijk horizontaal gedragen en het laatste derde deel opwaarts gekruld. Karakteristiek voor de Parijshond is dat, wanneer hij kwispelstaart, zijn staart cirkelvormig beweegt, met name wanneer hij verwaaiing heeft; de staart wordt nooit over de rug gedragen. De franje, die bij de aanzet van de staart begint, moet overvloedig zijn en naar de punt toe kotter worden.

Voeten. Rond of ovaal, met goed gesloten tenen en goed ontwikkelde zolen.