Grote Munsterlander
De Grote Munsterlander staat officieel te boek als het jongste ras van de staande jachthonden, maar in Duitsland is hij al net zo lang bekend als de overige Duitse staande jachthondenrassen. Wat bouw en vacht betreffen lijkt hij op een setter, terwijl hij hoofd van een spaniel heeft. Het is een veelzijdige jachthond, ideaal voor de ruige jacht; hij heeft een uitstekende neus en een groot uithoudingsvermogen, terwijl hij bovendien vertrouwd is met water. Tevens is het een schrandere, prettige gezinshond.
Formaat
Hoogte: reu circa 61 cm, teef ongeveer 59 cm. Gewicht: reu circa 25-29, 5 kg, teef ongeveer 25 kg.
Lichaamsbeweging
Dit is een energieke hond, die zeer veel beweging nodig heeft.
Uiterlijke verzorging
Een dagelijkse borstelbeurt houdt hem in topconditie.
Voeding
550-900 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of, indien u dat liever geeft, 5 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 2,1/2 kopje warm of koud water; restjes vlees en af en toe een bot. Vergroot de porties, indien uw Munsterlander hard moet werken.
Oorsprong en geschiedenis
Oorspronkelijk werd de Grote Munsterlander, Langharige Duitse Staande Hond genoemd. Toen de Duitse Kennelclub werd opgericht en het algemene stamboek in werking trad, werden alleen bruine en witte Langharige Duitse Staande Honden toegelaten. Dikwijls werden de nesten met 'bontgekleurde' puppy's weggegeven aan boren en jachtopzieners, die bij waren met dergelijke goede werkhonden van prima afstamming; dat de kleur niet geheel volgens de standaard was of dat de hond niet stond ingeschreven interesseerde hen minder. Deze gang van zaken bleek later een gelukkige te zijn, want hierdoor kon het nu Grote Munsterlander genoemde ras na de Eerste Wereldoorlog worden gered.
RASPUNTEN
Uiterlijke verschijning. Alert en energiek, met een krachtig, gespierd lichaam en een goede gang met stuwkracht.
Kleur. Hoofd egaal zwart; witte bles, snep of ster toegestaan. Lichaam wit, met zwarte platen, gevlekt, zwarte haren tussen het wit of een combinatie hiervan.
Hoofd en schedel. Goed met het lichaam harmoniërend, lang. Schedel voldoende breed, iets afgerond en met een onduidelijke achterhoofdsknobbel. Sterke kaakspieren, goedgevormde zwarte neus, wijd open, zachte neusgaten, een geringe verhoging van het neusbeen naar het voorhoofd, maar geen duidelijke stop. Lippen iets rond en goed sluitend.
Staart. Goed aangezet ter hoogte van de ruglijn. Wortel dik, gelijkmatig naar de punt toelopend, goed bevederd. Hij moet horizontaal of iets omhoog gebogen worden gedragen. Inkorten (1-2cm) naar verkiezing.
Voeten. Gesloten, matig rond en god gebogen, dichtbehaard tussen de tenen; goede voetzolen. Nagels zwart en sterk.
De Kleine Munsterlander of Heidewachtel is een kleinere, lichtere hond, met een schofthoogte van 43-56 cm. Zijn vacht is bruin met wit, met gewoonlijk een bruin hoofd.