Pembroke Welsh Corgi
De Welsh Corgi (Pembroke) wordt in Zuid-Wales reeds eeuwenlang als werkhond gebruikt, maar heeft zich tegenwoordig ook als populair en aanhankelijk huisdier ontwikkeld, mede doordat de Engelse Koninklijke familie zo'n voorkeur voor het ras heeft: foto's van de een enkele maal bijtende Koninklijke Corgi's zijn overal gepubliceerd!
Formaat
Gewicht: reu 9-11 kg, teef 8-10 kg. Schofthoogte 25-30 cm.
Lichaamsbeweging
Hoewel hij van oorsprong een werkhond is, past de Pembroke zich uitstekend als huisdier aan, mits hij dagelijks maar de gebruikelijke wandeling kan maken. Denk er echter aan dat dit ras snel zijn figuur verliest, indien het niet voldoende beweging krijgt!
Uiterlijke verzorging
Dagelijks een borstelbeurt. Het ras bezit een waterbestendige vacht.
Voeding
Geef 200-375 gram bikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 1,1/2 kopje volledig hondenvoer, vermengd met 3/4 kopje warm of koud water.
Oorsprong en geschiedenis
De Welsh Corgi (Pembroke) kwam in ieder geval reeds in het Domesday Book (het landsoverzicht dat Willem de Veroveraar in de 11de eeuw liet opmaken) als werkhond in Zuid-Wales voor. Van oudsher was zijn taak het hoeden en drijven van vee door het in de poten te bijten en dan snel buiten het bereik van de hoeven weg te duiken. Hij bezit echter een brutalere aard dan de Cardigan.
Sommigen vermoeden dat de Pembroke ontstaan is uit honden die door zich in Wales vestigende Vlaamse wevers werden meegebracht, die hun dieren met inheemse honden kruisten; anderen wijzen op de gelijkenis die er bestaat tussen de Welsh Corgi (Pembroke) en de Zweedse Vastgotaspets en opperen dat het ras door de handelsbetrekkingen tussen Zweden en Wales in Engeland terechtkwam.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. Laag, krachtig en stevig gebouwd, alert en actief, de indruk gevend veel kracht en uithoudingsvermogen in een klein lichaam te bundelen; hij ziet er stoutmoedig en werklustig uit en heeft een schrandere gezichtsuitdrukking. Zijn gang moet vrij en levendig zijn, met dicht tegen de flanken aanliggende ellebogen, noch te los noch te stijf. de voorbenen moeten goed voorwaarts worden gebracht zonder te hoog opgetild te worden, in harmonie met de stuwende actie van de achterbenen.
Kleur. Eenkleurig rood, sabel, reebruin, zwart met bruin (black and tan) of met witte tekening op benen, borst en hals. Een weinig wit op hoofd en voorsnuit is toegestaan.
Hoofd en schedel. Het hoofd moet wat vorm en uiterlijk betreft vosachtig zijn, met een alerte, intelligente gezichtsuitdrukking; schedel tamelijk breed en vlak tussen de oren; matige stop. De lengte van de voorsnuit verhoudt zich tot die van de schedel als 3:5. Snuit tets toelopend. Neus zwart.
Staart. Kort, bij voorkeur van nature.
Voeten. Ovaal, de twee binnenste tenen iets voor de twee buitenste; sterke, goed gebogen voetzolen; korte nagels.