Pyranese Berghond
De Pyrenese Berghond is een herdershond van nature, gefokt voor het beschermen van kudden in de Pyreneeën. Desalniettemin is het een populaire huishond geworden van mensen die de ruimte en het inkomen hebben die nodig zijn om een dergelijke grote hond te houden.
Hij is gehard, goedaardig en aanhankelijk voor het gehele gezin. Ze zijn er niet op gesteld door een vreemde te worden benaderd en hierdoor gebeuren er weleens ongelukjes op tentoonstellingen, wanneer bezoekers het niet kunnen laten hem te aaien.
Formaat
Schofthoogte: reu minstens 71 cm, teef minstens 66 cm. Gewicht: reu minstens 50 kg, teef minstens 41 kg.
Lichaamsbeweging
De normale lichaamsbeweging. Wonderlijk genoeg voor zo'n grote hond past de Pyrenese Berghond zich goed aan het leven in de stad of op het land aan en is hij tevreden met wandelingen van normale lengte.
Uiterlijke verzorging
Met regelmatig borstelen houdt men de vacht in een goede conditie.
Voeding
Als Leonberger.
Oorsprong en geschiedenis
De Pyrenese Berghond was een geliefde hond aan het Franse hof voor de Franse revolutie. Die populariteit heeft hij niet meer bereikt, al wordt hij veel tentoongesteld en geniet hij ook grote bekendheid. Hij komt uit de streek waaraan hij zijn naam dankt en werd vroeger gebruikt voor het bewaken van schapen en ook vestingen, waarbij hij de bekende doggenhalsband met ijzeren pennen om had. het ras werd bekend toen de herders ontdekten dat de toeristen (Lourdes) een goede markt voor hun pups vormden.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. De Pyrenese Berghond moet groot van formaat zijn, substantie en kracht bezitten en de indruk wekken van een enorm sterke, maar toch harmonisch gebouwde hond. Deze eigenschappen moeten gepaard gaan met een zekere gratie, die voortkomt uit de combinatie van een aantrekkelijke vacht, een correct gebouwd hoofd en een algemene sfeer van rustige zelfverzekerdheid. Het is van het uiterste belang dat zenuwachtigheid of agressie door de keurmeester zwaar wordt bestraft.
Kleur. hoofdzakelijk wit met daskleurige, wolfsgrijze of lichtgele vlekken of wit. Deze kleuren moeten gelijk worden gewaardeerd. Plekken zwart haar waarbij het zwart tot in de haarwortels doorloopt worden als een ernstige fout aangemerkt. De gekleurde aftekeningen kunnen zich op het hoofd, de oren en aan de staartbasis bevinden; enkele vlekken op het lichaam zijn toegestaan. Neus en oogranden moeten zwart zijn. De aanwezigheid van leverkleurige of roze pigment is een ernstige fout.
Hoofd en schedel. Zeer belangrijk is, dat het hoofd de indruk van kracht geeft, zonder enige grofheid; het moet niet te zwaar zijn in verhouding tot het formaat van de hond. De bovenkant van de schedel, zowel van voren als van opzij gezien, moet een duidelijke welving te zien geven en de breedte ervan moet op het breedste punt ongeveer gelijk zijn aan de afstand van achterhoofdsknobbel tot stop. De zijkanten van hat hoofd moeten vrijwel vlak zijn en goed hoog. De stop mag niet duidelijk zijn en de voorhoofdsgroef slechts gering, zodat schedel en snuit door een lichte helling zijn verbonden. De snuit moet krachtig zijn, middelmatig lang en bij het uiteinde iets toelopen. De neus moet volstrekt zwart zijn. Van boven af gezien moet de algemene vorm van het hoofd die van een stompe V zijn en onder de ogen goed opgevuld.
Staart. Dik aan de wortel en geleidelijk naar de punt toelopend; bij voorkeur met een lichte krul. hij moet zo lang zijn dat hij tot onder de sprongen reikt en de dikke bedekking met tamelijk lang haar moet een fraaie pluim vormen. In rust moet de staart laag worden gedragen, met de punt iets naar een kant gekruld, maar wanneer de hond ergens belang in stelt gaat de staart omhoog en wanneer hat dier geheel gespannen is, moet de staart hoog over de rug een ronde krul vormen.
Voeten. Kort en compact; de tenen zijn licht gebogen en met sterke nagels uitgerust.