Afghaanse Windhond
De Afghaan is waardig, gereserveerd en op zijn gemak gesteld. Hoewel hij het liefste het leven vanuit een behaaglijke leunstoel waarneemt, is de Afghaanse Windhond geen gedoe keus voor een bewoner van een flat of zelfs van een niet al te grote woning met een tuintje. Want ondanks zijn voortreffelijke manieren, is hij in de eerste plaats een jachthond: zeer gesteld op zijn baas en over het algemeen lief voor kinderen, maar met een onafhankelijk karakter en soms opvliegend, vooral in zijn jongelingleeftijd.
Formaat
Ideale hoogte: reu 68,5-73,5 cm, teef circa 5-7,5 cm kleiner.
Lichaamsbeweging
Afghaanse Windhonden moeten vrij kunnen rennen om fit en vrolijk te blijven. Hun oorspronkelijke taak was het jagen op wolven en gazellen in de woestijnen van Afghanistan, dus een wandeling in het park of het op-en-neer rennen van een stadstuintje is voor hen niet voldoende om hun tomeloze energie te kunnen uitleven. Al een puppy moet alle uren dat hij niet slaapt in een veilige, omheinde ruimte vrijelijk kunnen rennen. Een volwassen dier moet minimal een half uur per dag uit kunnen rennen en verder nog aan de lijn worden uitgelaten.
Uiterlijke verzorging
Een dagelijkse verzorging is van vitaal belang om te voorkomen dat de dikke vacht van dit ras begint te klitten. Een goed verzorgde Afghaan is prachtig om te zien, een verwaarloosde een gruwel. Dit ras is volkomen ongeschikt voor mensen die maar weinig tijd hebben om hun hond te verzorgen en hem uit te laten.
De enige borstel die goed door de vacht van een Afghaan komt, is die met een luchtkussen achter de haren. Het allerbeste gebruikt men een voor mensen bedoelde borstel met echt haar. De nylon versie is goedkoper, maar vergeet dan niet de vacht in te wrijven met olie, omdat de haren anders broos worden door de statische elektriciteit die ontstaat. Een borstel met een luchtkussen en stalen pennen is uitstekend en niet duur.
Voeding
Aanbevolen wordt 550-990 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 5 kopjes volledig hondenvoer; vermengd met 2,1/2 kopje warm of koud water.
Oorsprong en geschiedenis De Afghaanse Windhond is een oud ras en volgens de legende zou hij tot de schepsels aan boord van de Ark van Noach hebben behoord. Vaststaat in ieder geval dat er duizenden jaren geleden in het Midden- Oosten al een soort Afghaanse Windhond heeft bestaan. De deskundigen geloven tegenwoordig dat ras met de Saluki werd gekruist.
Eerst dacht men dat een in de Sinai gevonden papyrusrol, die sprak over een cynocephalus, duidde op een hond met een apenkop; hiermee zou dan de voorouder van de Afghaan bedoeld kunnen worden. Latere vertalingen gaven echter aan dat het hier niet om een hond gaat, maar om een baviaan met een hondenkop. In ieder geval vond een Greyhoundachtige hond zijn weg mogelijk via Perzie naar Afghanistan, waar hij bescherming tegen het ruwe klimaat een lange vachtontwikkelde en in de gunst kwam van de Koninklijke en aristocratische families van dat land. In zijn land van herkomst is hij nog steeds een gewaardeerde werkhond, zowel voor de jacht als om het erf te bewaken of het vee te hoeden; in het Westen is hij vooral een populaire tentoonstellingshond.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. De Afghaanse Windhond moet waardig en gereserveerd zijn, met een zeker scherpe felheid. De oosterse uitdrukking is karakteristiek voor het ras. De Afghaanse Windhond kijkt dwars door iemand heen. De gangen van de Afghaan moeten vloeiend, soepel en zeer stijlvol zijn. De gehele verschijning van de hond moet de indruk van macht en waardigheid, gecombineerd met snelheid en kracht, wekken. Het hoofd moet trots worden gedragen.
Kleur. Alle kleuren zijn toegestaan. (Men ziet het ras in reebruine, zilverkleurige, grijze en bruingrauwe tinten en in zwart met bruin.)
Hoofd en schedel. Schedel lang, niet te smal, met een duidelijke achterhoofdsknobbel. Voorsnuit lang, met zeer krachtige kaken en een lichte stop. De schedel moet evenwichtig zijn en een lange kuif dragen. Neus bij voorkeur zwart, maar leverkleurig wordt bij lichtgekleurde honden niet als fout aangemerkt.
Staart. Niet te kort. Laag aangezet, met een cirkelvormige krul aan het einde. Wordt omhooggehouden wanneer de hond in actie is. Spaarzaam bevederd.
Voeten. Voorvoeten krachtig, zeer groot (zowel in de breedte als in de lengte) en met lang, dik haar bedekt; tenen gebogen. Middenvoeten lang en veerkrachtig, vooral aan de voorbenen, en de voetzolen goed op de grond. Achtervoeten lang, maar niet zo breed als de voorvoeten en bedekt met lang, dik haar.