Faraohond

De Faraohond is in de geschreven geschiedenis de oudste gedomesticeerde hond. Twee op een gazelle jagende honden zijn afgebeeld op een schijf die uit circa 4000 v.C. dateert en in ieder geval van voor de Eerste Dynastie.

De hond, en vooral de jachthond, speelde een belangrijke rol in het dagelijks leven van koningen en edellieden in het Oude Egypte. Het is dan ook niet verrassend dat men hem vaak ziet afgebeeld op de reliëfs die in de wanden van hun graven werden uitgehouwen.

De Faraohond is middelgroot, sierlijk, krachtig en snel. Hij is schrander, aanhankelijk en vrolijk; hij is bijzonder lief voor kinderen, maar in het begin enigszins gereserveerd ten begin enigszins gereserveerd ten opzichte van vreemden. Op jacht is hij scherp en snel. Anders dan de Greyhound jaagt hij zowel op zijn reuk als zijn gezichtsvermogen.

Formaat

Ideale hoogte: reu 56-63,5 cm, teef 53-61 cm. De hond moet over het geheel evenwichtig van afmetingen zijn.

Lichaamsbeweging

Dit is een ras dat zeer veel beweging nodig heeft en ongeschikt is voor een leven in de stad.

Uiterlijke verzorging

De zijdeachtige, gladde vacht vereist voor een fraai aanzien weinig onderhoud.

Voeding

Het is een sterk en gezond ras, maar op het eiland Gozo (vlak bij Malta), waar de Faraohond door de Feniciers mee naar toe zou zij genomen, kreeg hij een vrijwel vleesloos dieet van soep en geitenmelk. Tegenwoordig heeft hij liever een gewoon hondenmaal, waarbij men op moet passen dat hij niet te zwaar wordt.

Aanbevolen wordt 375-550 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 3 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 1,1/2 kopje warm of koud de jacht wordt gebruikt, vergroot men deze portie.

Oorsprong en geschiedenis

Aangenomen wordt dat de Feniciers deze jachthond meenamen toen ze zich op Gozo en Malta gingen vestigen; het behoud van dit ras, dat in 5000 jaar weinig is veranderd, is aan Malta te danken, waar het al minstens 2000 jaar voorkomt. Op Malta worden Faraohonden gefokt voor de konijnenjacht en ze zijn daar dan ook bekend als 'keld-tal-fenek' (konijnenhond').

RASPUNTEN

Algemene verschijning. De Faraohond is een middelgrote hond met een edele houding, fraai gesneden en sierlijk, maar toch sterk. Hij is zeer snel, met een vrije, soepele beweging en een alerte gezichtsuitdrukking.

Kleur. Bruin tot roestbruin; de volgende witte aftekeningen zijn toegestaan: witte staartpunt gewenst, wit op de borst (de 'ster'), wit op de tenen, dunne witte bles over het midden van de snuit. Witte vlektekening of wit op andere plaatsen dan hiervoor genoemd is ongewenst.

Hoofd en schedel. Schedel lang, droog en goed gesneden. Voorsnuit iets langer dan de schedel. Slechts weinig stop. Bovenkant schedel loopt evenwijdig aan de bovenkant van de snuit. Zowel van boven als van opzij gezien is het hoofd stomp wigvormig.

Staart. Op middelmatige hoogte aangezet, vrij dik aan de wortel en spits toelopend (zweepvormig), in rust juist onder het spronggewricht reikend. Indien de hond in actie is, mag de staart hoog en gebogen gedragen worden. De staart mag niet tussen de benen worden gehouden. Een kurkentrekkervormige staart wordt als fout aangemerkt.

Voeten. Sterk, goed gebogen en niet nar bonnen; noch naar buiten gedraaid. Flinke voetzolen. Hubertusklauwen eventueel verwijderen.