Gladharige Fox Terrier
De naam Terriër is afgeleid van het Latijnse woord terra voor 'aarde', en slaat op het feit dat het de taak van deze hond was ongedierte te bestrijden en de vos uit zijn hol te drijven. De Gladharige Fox Terriër is volgens velen de beste Terriër om dit te verrichten. Vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog was hij bijzonder populair en in de tentoonstellingsring is hij nog steeds zeer gezien, zij het dat sommigen van mening zijn dat de sierlijkheid van deze Terriër bereikt is ten koste van zijn jachtcapaciteiten. Hij vormt een ideale gezinshond.
Formaat
Circa 7,3-8,2 kg voor een reu en 6,8-7,7 kg voor een teef in tentoonstellingsconditie zijn passende gewichten.
Lichaamsbeweging
Deze Terriër werd ooit 'de kleine atleet van de hondenwereld' genoemd en verdient het deze titel waar te maken. Men kan hem aangelijnd in het park uitlaten, maar daarnaast moet men hem - bij voorkeur buiten, in de natuur - af en toe uit laten rennen.
Uiterlijke verzorging
Dagelijks borstelen met een stevige borstel. Enkele weken voor een tentoonstelling moet hij worden getrimd, waarbij speciale aandacht moet worden geschonken aan de binnen - en buitenkant van de oren, de mond en de snuit.
Voeding
Als Draadharige Fox Terriër
Oorsprong en geschiedenis
De Gladharige Fox Terriër bestaat in zijn huidige vorm al minstens 100 jaar. Hiervoor noemde men vrijwel alle Terriërs die ondergronds gingen fox Terriërs.
Het ras maakte in 1862, in het Engelse Birmingham, zijn debuut in de tentoonstellingsring. Zijn voorouders kwamen vermoedelijk voor uit de Terriërs van de Engelse graafschappen Cheshire en Shrophire, terwijl ook een jachthond, de Beagle, een aandeel had in dit ras.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. De hond moet een vrolijke, levendige en actieve aanblik bieden. Essentieel zijn een stevig geraamte en veel spierkracht in een klein lichaam, wat niet in mag houden dat de Fox Terriër plomp is of enigerlei wijze grof. Er moet zowel op snelheid en uithoudingsvermogen worden gelet als op kracht en de symmetrie van de foxhound moet als model worden genomen. Net als deze mag de Fox Terriër niet hoog op de benen zijn, maar evenmin te laag. Hij moet staan als een ideaal jachtpaard en, met een korte rug, toch een korte rug, toch een groot stuk grond beslaan.
Kleur. Wit moet overheersen; gestroomd en rode of leverkleurige aftekeningen zijn afkeurenswaardig. Overigens is dit punt van geen belang.
Hoofd en schedel. De schedel moet vlak zijn en matig smal, naar de ogen toe geleidelijk smaller wordend. Er mag niet veel ;'stop' te zien zijn, maar in het profiel moet tussen het voorhoofd en de bovenkaak meer helling te zien zijn dan bij de Greyhound. De snuit moet naar de neus toe geleidelijk toelopen. De neus moet zwart zijn.
Staart. Moet tamelijk hoog zijn aangezet en vrolijk worden gedragen, echter niet over de rug of gekruld; hij moet behoorlijk stevig zijn.
Voeten. Moeten rond, compact en niet groot zijn, met harde, stevige voetzolen; tenen matig gebogen en niet naar binnen of naar buiten gedraaid.