Harrier

De Harrier lijkt wat op de Beagle, maar meer nog op de Foxhound, waarmee hij zo veel is gekruist, dat er op het ogenblik nog maar zeerweinig raszuivere Harriers bestaan. Hij is langzamer dan de Beagle en de Foxhound en wordt meestal gebruikt bij de hazenjacht, zowel te voet als te paard, al wordt hij ook wel bij de vossenjacht ingezet.

Formaat

Hoogte varieert van 46 tot 56 cm.

Lichaamsbeweging

Vereist zeer veel lichaamsbeweging.

Uiterlijke verzorging

Gebruik een glanshandschoen.

Voeding

Als Engelse en Amerikaanse Foxhound.

Oorsprong en geschiedenis

De Harrier is in de Verenigde Staten bijzonder populatie, maar is in feite en oud Engels ras, waarvan de eerste meute in 1260 werd beschreven. Deze meute, de Penistone, werd door Sir Elias de Midhope gegrondvest en bleef meer dan vijf eeuwen bestaan. Het woord 'harrier' is Normandisch voor 'jachthond' en eens werden alle jachthonden in Engeland Harriers genoemd. Het ras ziet er net zo uit als de Engelse Foxhound. Oorspronkelijk gebruikt voor de jacht op vossen en konijnen, kreeg het ras een onverwachte aanvullende taak in Zuid-Amerika en op Ceylon, waar het werd ingezet bij de jacht op panter en luipaard. In de Verenigde Staten zijn Harriers op tentoonstellingen te zien. Het ras is in Amerika ook populair bij de slipjacht.

RASPUNTEN

(Amerikaanse standaard) De Raspunten van de moderne Harrier komen sterk overeen met die van de Engelse Foxhound. De Harrier is echter kleiner dan de Engelse Foxhound en het populairste formaat is 48-53 cm. Ze moeten actief en harmonisch gebouwd zijn, veel kracht en kwaliteit tonen, met schoften die schuin in de spieren van de rug overgaan; ze moeten welgevormd zijn en niet te zwaar in de schoften of de benen.

Rug recht en gespierd, niet inzakkend achter de schoften of gebogen over de lendenen. De punt van de elleboog goed weg van de ribben, evenwijdig aan het lichaam en niet naar buiten gedraaid. Diepe borst met goed gebogen ribben en voldoende ruimte voor hart en longen.

Goede rechte benen, met zeer veel bot dat goed tot aan de tenen doorloopt, met de neiging tot knobbelvorming.

Het hoofd moet middelmatig groot zijn, met een goed kaal voorhoofd en zeer veel uitdrukking; het hoofd moet goed geplaatst zijn op een voldoende lange hals en niet zwaar zijn; de staart moet goed aangezet en lang zijn en beheerst worden bewogen.