Lakeland Terrier

De Lakeland Terriër komt uiterlijk strek overeen met de Wels en de Airedale Terriërs. Hij vormt een eersteklas gezinshond, met een bruikbaar karakter en van een handig formaat, terwijl hij bovendien een goede waakhond is.

Formaat

Het gemiddelde gewicht is van de reu 7 ,7 kg, van de teef 6,8 kg. De schouderhoogte mag niet meer bedragen dan 37 cm.

Lichaamsbeweging

Men zou nooit een Terriër als huisdier moeten kiezen, behalve een van de kleine gezelschapsrassen zoals de Yorkshire Terriër tenzij men uit is op een gezinshond met veel pit. De Lakeland Terriër is, zoals de meeste van degelijke Terriërs, vrolijk en onbevreesd, altijd bereid tot een wandeling of een jachtpartij.

Uiterlijke verzorging

Het trimmen van een Lakeland Terriër voor een tentoonstelling vereist enige ervaring. Door dagelijks borstelen kan men de vacht in de juiste conditie houden, maar zelfs bij de huishond wordt een deskundige trimbeurt in voorjaar, zomer en herfst aanbevolen.

Voeding

Als Duitse Jacht Terriër.

Oorsprong en geschiedenis

De Lakeland Terriër komt oorspronkelijk uit het Merendistrict in Engeland (waaraan hij zijn naam dankt), waar hij eerst bekend was als de Patterdale Terriër en als aardhond bij de plaatselijke jachtpartijen werd gebruikt. Hoewel hij reeds lang als werkhond bekend was, verscheen de Lakeland pas op tentoonstellongen nadat er in 1932 een rasvereniging voor hem was opgericht.

RASPUNTEN

Algemene verschijning. Kwiek en een echte werker, met een vrolijk, onbevreesd gedrag.

Kleur. Zwart met bruin ( 'black and tan '), blauw met bruin ( 'blue and tan '), rood, tarwekleurig roodachtig grijs, leverkleurig, blauw of zwart. Witte puntjes op voeten en borst sluiten de hond niet uit op tentoonstellingen. Mahonie en dieptan zijn geen typische kleuren.

Hoofd en schedel. Harmonisch. Schedel valk en verfijnd. De kaken zijn krachtig en verfijnd. De kaken zijn krachtig en de snuit moet breed zijn, maar niet te neus mag niet langer zijn dan van de achterhoofdsknobbel tot de stop. De neus moet zwart zijn.

Staart. Goed aangezet, vrolijk, maar niet over de rug gekruld gedragen.

Voeten. Klein, compact .