Lappenhond
De Lappenhond werd oorspronkelijk gefokt als jachthond op rendieren, maar sedert dit soort werk is verwenen, wordt het ras alleen nog als veedrijvers- en huishond gebruikt. Deze nieuwe rol paste het ras uitstekend, daar het zowel vriendelijk is als gemakkelijk af te richten.
Formaat
Hoogte: schofthoogte reu 45-50 cm, teef 40-45 cm.
Lichaamsbeweging
Moet geregeld worden uitgelaten, waarbij hij voor een goede conditie ook los moet kunnen rennen.
Uiterlijke verzorging
Met regelmatig borstelen houdt men de vacht in goede conditie.
Voeding
375-550 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 3 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 1,1/2 kopje warm of koud water.
Oorsprong en geschiedenis
De Lappenhond werd ontwikkeld als jager en herder van rendieren. Toen het rendier een boerderijdier werd, kreeg de Lappenhond een nieuwe taak als veedrijvershond, maar ook als huishond.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. Een middelmatig grote hond, tamelijk hoog, met zeer sterk voerden, prikoren en een krulstaart of ingekorte staart.
Kleur. Donkerbruin, zwart of bruin met wit. Effen kleuren hebben de voorkeur, maar zijn niet vereist. Een witte borstvlek is toegestaan, evenals een witte kraag, een witte borst en witte vlekken op voeten en nek.
Hoofd. Het hoofd is ruwweg wigvormig, met een rechte neusrug en donkere neus, die in het ideale geval gitzwart is. De lippen sluiten goed over de tanden. De snuit is vrij kort en vrijwel kegelvormig, breed aan de basis en naar de neus toe smaller wordend. Het gebit is scharend. Duidelijke stop. De schedel is gewelfd en breed tussen de oren. De rand boven de ogen komt iets naar voren.
Staart. Goed over de rug gekruld, luisterrijk door zijn dichtte bevedering en van normale lengte. Een natuurlijke of door couperen korte staart is toegestaan.
Voeten. Tamelijk lang en sterk, met goed gebogen, dicht aaneengesloten tenen met haar ertussen.