Lundehund
De Lundehund komt reeds eeuwenlang op twee eilanden voor de kust van Noord-Noorwegen voor, maar is buiten Scandinavië,weinig bekend. Het was vroeger onmogelijk een hond van dit ras uit te voeren en misschien is dit nog wel het geval. Het ras is afgeleid van de Dwergelkhound.
Formaat
Gewicht ongeveer 5,9-6,4 kg. Hoogte: reu 31, 5-35,5 cm, teef 30-34 cm.
Lichaamsbeweging
Deze kleine hond is vooral bedreven in de jacht op de papegaaiduiker en weet zich uitstekend op gladde rotsen en langs rotsspleten te verplaatsen. Aangelijnd voelt hij zich minder op zijn gemak.
Uiterlijke verzorging
Dagelijks borstelen met een stevige borstel is voldoende.
Voeding
200-375 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 1,1/2 kopje volledig hondevoer, vermengd met ¾ kopje warm of koud water.
Oorsprong en geschiedenis
De Lundehund is een keesachtige hond, die in Scandinavië in 1943 als ras werd erkend. Zijn werk bestaat uit het opzoeken van papegaaiduikernesten op rotsrichels en in rotsspleten, en het apporteren van de eieren en vogels, want de papegaaiduiker vormt en welkome aanvulling op het menu van de eilandbewoners. Deze vorm van jacht wordt in Scandinavië al minstens 400 jaar beoefend.
Deze hond heeft vijf functionele tenen aan elke voet (normaal is vier). In het bovenste deel van de oren komen uiteinden van het kraakbeen bijeen, zodat de gehooropening kan worden afgesloten als de oren gedeeltelijk overeind staan. Mogelijk dient dit om te voorkomen dat er water in het oor dringt en dit beschadigt.
RASPUNTEN
Algemene verschijning. Een klein, kwieke, keesachtige hond, met staande oren. Hubertusklauwen en een matig lange, vrij ruige vacht met dikke ondervacht.
Kleur. Zwart, grijs en allerlei tinten bruin met wit gecombineerd.
Staart. Over de rug gekruld, vrij hoog aangezet, met dichte vacht, maar zonder vlag.