Norwich Terrier

Voor 1964 werden de Norwich en de Norfolk Terriër als één ras beschouwd. In 1964 verkreeg de Norwich Terriër van de British Kennel Club een onafhankelijke status, als de variëteit met staande oren. Overigens zijn uiterlijk en andere kenmerken van Norfolk en Norwich Terriër identiek. In de Verenigde Staten worden beide tot een ras (de Norwich Terriër) gerekend.

Formaat

Ideale schouderhoogte 25 cm;deze moet echter niet door uitzonderlijke beenlengte worden bereikt.

Lichaamsbeweging

De Norwich Terriër schikt zich erin als het uitlaten blijft tot het maken van wandelingen in de stand, maar voelt zich het gelukkigst als hij los in de vrije natuur mag rennen. Hij is een verwoed jager op ratten en konijnen.

Uiterlijke verzorging

Dit ras behoeft niet vaak geborsteld of getrimd te worden.

Voeding

Aanbevolen wordt 200-375 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 11/2 kopje volledig hondenvoer, vermengd met 3/4 kopje warm of koud water. Verhoog de hoeveelheid als de Terriër veel in beweging is.

Oorsprong en geschiedenis

Er bestaat verschil van mening over of kolonel Vaughan uit Ballybrick, Zuid-lerland, of de heer Jodrell Hopkins, een paardenhandelaar uit Trumpington, Engeland, dit ras heeft ontwikkeld.

Kolonel Vaughan jaagde rond 1865 met een meute kleine rode Terriërs. Door de vele kruisigen verschenen er zowel Terriërs met hangende als met staande oren; de fokkers coupeerden de oren van de exemplaren met hangende oren meestal, totdat dti verboden werd.

De heer Jodrell Hopkins bezat een teef, waarvan een aantal pups bij een werknemer van hem, Frank Jones, terechtkwamen.

Deze kruiste hen met andere Terriërs, onder andere de Ierse en de Glen of Imaal Terriër, waarbij hij alleen kleine exemplaren van deze rassen gebruikte; de nakomelingen werden bekend onder de naam 'Jones ' of 'Trumpington' Terriërs. Beweerd wordt dat de huidige Norwich Terriër in rechte lijn afstamt van de honden van de heer Jones.

De Norwich Terriër vormt een ras dat nog niet is bedorven, vermoedelijk omdat het - evenals de NORFOLK Terriër - misschien tegen de verwachting in nooit bijzonder populair is geworden.

RASPUNTEN

Algemeen uiterlijk. Een laag,schrander hondje, compact en sterk, gedrongen en met goed bot. Overdreven trimming is niet gewenst. Eervolle littekens, tijdens het werk opgelopen, moeten niet al te zwaar worden aangerekend.

Kleur. Alle tinten rood, rossing, zwart met bruin (tan) en grauw; witte vlekken zijn ongewenst.

Hoofd en schedel. Snuit vosachtig en krachtig, lengte ongeveer een derde minder dan de afstand van de achterhoofdsknobbel tot de onderkant van de stop, die duidelijk moet zijn. Schedel breed (goede breedte tussen de oren) en iets rond lopend.

Staart. Halverwege ingekort,hoog aangezet en zo een perfecte ruglijn voltooiend; rechtop gedragen.

Voeten. Rond, met dikke eeltkussens.