Pronkrug

(Rhodesian Ridegeback)

De Rhodesische Pronkrug is een fraaie, gespierde, middelgrote hond met een korte, tan-kleurige vacht, hangende oren en een lange staart die wordt ingekort.

Het ras dankt zijn naam aan de 'pronk', de zwaardachtige streep haar midden over de rug, die in de tegenovergestelde richting groeit van de rest van de vacht met een kruin bij schouder en een bij de staart. Deze pronk is bijzonder opvallend en komt bij geen enkel ander ras voor.

Hoewel de pronk er kunstmatig uitziet, als was gefokt voor de tentoonstellingsring, en eigenlijk een buitenissigheid is, is hij verre van recent en eeuwen geleden ontstaan bij de Afrikaanse Hottentot Jachthond.

De Pronkrug heeft een rustige aard en blaft zelden; hij ligt graag urenlang lui opgerold in een hoek van de kamer, uitgestrekt in de zomerzon of te dromen voor de open haard. Hoewel hij voor het eerst bekend werd als jachthond voor Afrikaans wild, werd het ras ontwikkeld als een hond met een dubbele gebruiksmogelijkheid: als jachthond en als een vriendelijke bewaker van de gezinnen van de eerste blanke kolonisten. Steeds meer mensen ontdekken het rustige karakter van dit ras, zijn aanhankelijke aard en zijn gesteldheid op menselijk gezelschap. De Pronkrug doet niets liever dan tegen u aan uw voeten zitten. En mocht u een diamant bezitten, dan is dit de hond om deze te bewaken!

Formaat

Het ideale gewicht is voor de reu 36 kg en voor de teef 32 kg, met een toegestane afwijking naar boven en beneden van 2 kg. Een volwassen Pronkrug moet een fraai, uit de kluiten gewassen dier zijn; hoogte van de reu 63,5-68,5 cm, van de teef 61-66 cm.

Lichaamsbeweging

Dit grote, slaperige en schijnbaar langzaam bewegende dier, met zijn karakteristieke voorliefde voor luieren, verandert drastisch wanneer hij alert is. In een flits verandert hij in een sierlijke hond met een ritmische gang en het is een vreugde om hem achter een konijn te zien jagen. Dit is een huisdier dat de beschikking moet hebben over een grote tuin en een bas verdient die in staat is dagelijks een flink eind met hem te gaan wandelen.

Uiterlijke verzorging

Een dagelijkse behandeling met de glanshandschoen, gecombineerd met een juiste voeding en veel lichaamsbeweging, houdt de Pronkrug in een gezonde, glanzende conditie.

Voeding

Ongeveer 550-900 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood, is voldoende voor uw Pronkrug. Of, als u daar de voorkeur aan geeft, 5 kopjesvolledig hondenvoer, vermengd met 2,1/2 kopje warm of koud water. Verder lust de Pronkrug, zoals de meeste andere rassen, graag af en toe wat vleesrestjes en een enkele keer een bot dat niet splintert. Denk eraan dat de genoemde hoeveelheden slechts een gemiddelde zijn: al naargelang de activiteiten en het gewicht van uw hond moet u deze vergroten of verkleinen. Wordt uw hond te zwaar, verminder dan de hoeveelheid hondenbrood.

Oorsprong en geschiedenis Lang voordat er zich Europeanen in Zuid-Afrika vestigden, bezaten de Huttentutten een hond die hen op hun jachttochten begeleidde en later de Huttentut Jachthond werd genoemd. Het meest karakteristieke kenmerk van dit dier was de streep midden over zijn rug, die precies in tegengestelde richting van de rest van zijn vacht groeide.

Tijdens de 16de en 17de eeuw trokken Hollanders, Engelsen, Duitsers en Hugenoten naar Zuid Afrika en deze pioniers in een ongerept land brachten hun eigen middelgrote en grote werk- en jachthonden met zich mee. Waarschijnlijk toevallig kruisten de honden van de blanke kolonisten met de taaie Huttentut Jachthond. De grote kwaliteiten en kracht van de nakomelingen werden al snel opgemerkt; de beste honden bleken de pronk op hun rug te bezitten.

Deze samensmelting, 200 jaar geleden, van het beste van de Europese rassen met de Huttentut Jachthond resulteerde in e voorouders van de huidige Pronkrug, die vele kenmerken van andere jachthonden bezit.

RASPUNTEN

Algemene verschijning. De Pronkrug moet een gespierde, sterke, actieve hond zijn, met een symmetrisch silhouet, een groot uithoudingsvermogen en tot een behoorlijke snelheid in staat. Zijn gangwerk lijkt op dat de Foxhound.

Kleur. Licht tot rood tarwekleurig. Hoofd, lichaam, benen en staart uniform van kleur. Een klein beetje wit op de borst is toegestaan, maar een teveel aan wit haar hier, op de buik of boven de voeten moet worden bestraft. Witte tenen zijn ongewenst. Een donkere snuit en donkere oren zijn toegestaan.

Hoofd en schedel. Tamelijk lang, de schedel vlak en vrij breed tussen de oren, in rust zonder rimpels. De stop moet vrij duidelijk zijn, dus geen rechte lijn van de neus tot de achterhoofdsknobbel, zoals bij de Bull Terriër is vereist. Neus zwart of bruin, in overeenstemming met de kleur van de hond. Een andere neuskleur is niet toegestaan. Een zwarte neus moet samengaan met donkere ogen, een bruine met amberkleurige ogen.

Staart. Sterk bij de inplanting en over het algemeen spits toelopend, vrij van grofheid. Hij moet niet te hoog of laag zijn aangezet, en met een lichte boog omhoog worden gedragen.

Voeten. De voeten moeten compact zijn, met goed gebogen tenen en ronde, sterke veerkrachtige voetzolen, beschermd door tussen de tenen en voetzolen groeiend haar.