Een oud Nederlands ras, waaraan voor de Tweede Wereldoorlog weinig aandacht was besteed en dat erna vrijwel verdwenen was. Bij een goede opvoeding wordt deze levendige, soms wat eigenzinnige hond een plezierige, waakse huishond. Natuurlijk is hij door zijn moed en schranderheid nog steeds een bruikbare werkhond.

Formaat

Schofthoogte: reu 43-50 cm, teef 40-47 cm.

Lichaamsbeweging

Vereist veel lichaamsbeweging en moet vooral ook vrij kunnen rennen.

Uiterlijke verzorging

Dagelijks borstelen en de vacht zo nodig ontwarren, waardoor de beschermende ondervacht echter niet mag verdwijnen.

Voeding

375-550 gram blikvlees, aangevuld met een gelijke hoeveelheid hondenbrood; of 3 kopjes volledig hondenvoer, vermengd met 1,1/2 kopje warm of koud water.

Oorsprong en geschiedenis

De Schapendoes is een oud Nederlands ras, dat vooral door schaapherders werd gebruikt en aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in zijn zuivere vorm vrijwel uitgestorven kyoloog P.M.C. Toepoel te danken dat het ras na de oorlog werd hersteld. Hij is verwant aan de verward-langharige herdershonden die men in andere landen ziet, zoals de Duitse Schafpudel en de Engelse Bearded Collie. De huidige als waak- en huishond gebruikt.

RASPUNTEN

Algemene verschijning. Lichtgebouwde, langharige hond, met soepele, lichte bewegingen en een goede springer. Hij mag niet 'dood' zijn, maar ook niet zenuwachtig, doch gespannen (vgl. de Engelse woorden' nervous' en 'excited').Hij moet moedig zijn, niet bang of vals, en een werkhond blijven.

Kleur. Alle kleuren zijn toegestaan, maar bij voorkeur grauwgrijs tot zwart met meestal lichtere voeten.

Hoofd en schedel. Schedel bijna plat, met een matige groef en sterke wenkbrauwbogen, en breder dan lang; duidelijke stop; snuit kort en breed. Sterk uitspringende jukbeenderen. Van opzij gezien moet bij gesloten mond de onderkaak duidelijk te zien zijn. Ogen rond en lang behaard. Gebit niet bijzonder zwaar en scharend.

Staart. Tamelijk lange, goed behaarde en bevederde staart met een haak; laag gedragen.

Voeten. Nogal groot en ovaal, met ruim haar tussen de aaneen gesloten tenen.

Beharing. De hond heeft een geduchte kuif, ook snorren en baard. De haren zijn lang, dun, droog, iets golvend en staan dicht opeen; ze klitten gemakkelijke in het dichte onderhaar.